Nieuwe werkzame en veilige medicijnen zonder dierproeven?

  • 28 maart 2024
  • leestijd 6 minuten

Pas op met verwachtingen wekken dat dierproeven binnenkort niet meer nodig zijn voor het ontwikkelen van medicijnen

De Stichting Informatie Dierproeven (SID) vindt het heel belangrijk dat de overheid fors investeert in het verbeteren van de ontwikkeling van effectieve geneesmiddelen met minder dierproeven. Dat laat de stichting weten naar aanleiding van de bekendmaking dat het Nationaal Groeifonds, 124,5 miljoen euro investeert in een nieuw Centrum voor Proefdiervrije Biomedische Translatie (CPBT) in Utrecht. Het doel van het centrum is om zonder dieren veiligere, effectievere en betere medische behandelingen voor de mens te ontwikkelen.

We streven allemaal naar goed onderzoek met zo min mogelijk proefdieren, aldus de SID in een reactie op dit nieuws. Daarom is het goed dat de demissionaire minister van LNV door middel van deze investering groots inzet op het verbeteren van de ontwikkeling van effectieve geneesmiddelen met minder dierproeven. Heel belangrijk dat hierin  wordt geïnvesteerd. De SID plaatst wel enkele kanttekeningen bij dit initiatief:

Geen proefdieren meer nodig?
In de berichtgeving over het CPBT wordt gezegd dat we in de toekomst geen dieren meer hoeven te gebruiken voor de ontwikkeling van medicijnen. Iedereen hoopt dat dit toekomstscenario haalbaar is. Toch kunnen we nu nog niet zeggen of dit ooit mogelijk zal worden. Met deze stellige uitspraken worden valse verwachtingen gewekt.

Op dit moment bestaan er geen echte alternatieven om proeven met dieren volledig te vervangen. Dit komt doordat het lichaam bestaat uit diverse organen en biologische processen die op een complexe manier met elkaar interacteren en niet volledig met andere modelsystemen nagebootst kunnen worden. Dierproeven zijn nodig om te weten te komen hoe ons lichaam en dat van dieren precies werkt. En om de veiligheid van geneesmiddelen en behandelmethoden te testen. Ze worden alleen gedaan na zorgvuldige afweging van ethische kwesties. Dit gebeurt niet omdat onderzoekers per se met dierproeven willen doorgaan, maar omdat er geen andere optie is. Als die optie er wel is, dan mag de dierproef niet worden uitgevoerd.
Ook bij onderzoek met proefdieren zijn er ontwikkelingen, zoals nieuwe modellen die het ziekteproces goed nabootsen. Met deze modellen kan het ziekteverloop zeer gedetailleerd bestudeerd worden en ook het effect van behandelingen beter worden bepaald en zijn minder proefdieren nodig. Dat is bijvoorbeeld het geval bij onderzoek naar kanker met transgene dieren.

Ook het verplichte veiligheidsonderzoek met dieren, waarbij onder meer de bijwerkingen worden onderzocht, zal voorlopig niet in z’n geheel kunnen worden vervangen. Pas op de lange termijn zullen we zien hoe alternatieve methoden zonder proefdieren zich ontwikkelen om bijwerkingen op te sporen. Wat in de nabije toekomst mogelijk wel het geval zal zijn, is dat er meer veiligheidsonderzoeken met dierproeven nodig zijn. Door het gebruik van organoïden van patiëntencellen (‘patiënt specifieke in-vitro modellen’) kunnen behandelingen beter worden afgestemd op de individuele patiënt. Daarnaast kunnen er mogelijk sneller meer nieuwe medicijnen worden ontwikkeld, die dan weer op werking en bijwerkingen (met behulp van dierproeven) moeten worden getest.

Organoïden en data
Het CPBT richt zich vooral op het gebruik van organoïden, dat zijn een soort mini-versies van organen die in het laboratorium worden gekweekt uit menselijke (stam)cellen. We zijn goed op weg, maar de resultaten van onderzoek met organoïden zijn nog niet gelijk aan die bij de mens.

In de praktijk zien we dat deze mini-organen vaker reageren op een nieuw medicijn dan datzelfde orgaan in een menselijk lichaam. Het is belangrijk om te beseffen dat menselijke cellen in een plastic bakje niet hetzelfde werken als een echt menselijk lichaam. Bij de patiënt moet het nieuwe middel ook nog in voldoende mate het zieke weefsel bereiken, en bij de vereiste dosering niet teveel bijwerkingen hebben. Er moeten dus manieren worden gevonden om de ‘vertaalslag’ te maken. Hier ligt wat SID betreft een interessante uitdaging voor het CPBT.

Naast het werken met menselijke cellen, zal het CPBT ook gebruik maken van digitale gegevens (data). Er is momenteel zoveel informatie beschikbaar dat alleen kunstmatige intelligentie (AI) en machine learning deze data kunnen analyseren. Het ontwikkelen van nieuwe algoritmes zal waardevolle informatie geven voor het opzetten van testmethoden in het lab.

Ondersteuning projecten elders
Er zijn veel onderzoekers in Nederland die al met organoïden en data-analyse werken aan het begrijpen van ziektebeelden en het ontwikkelen van doelgerichte behandelingen. Dergelijke technieken maken meer en meer onderdeel uit van projecten waar ook patiënten en proefdieren bij betrokken zijn. Dat betekent dat ook deze projecten een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van effectieve geneesmiddelen met minder dierproeven. Deze projecten van andere centra zijn ook nodig voor tal van ziektebeelden (ook buiten de speerpunten van CPBT), en behoeven evenzeer steun (ook subsidie).

Reproduceerbaarheid onderzoek
Een enkel succesvol experiment is als een enkele zwaluw die nog geen zomer maakt. Als een proef niet elders herhaald kan worden met vergelijkbare uitkomsten is er nog geen wetenschappelijk feit. Het is belangrijk dat onderzoeksresultaten gereproduceerd kunnen worden, dus het is goed dat het CPBT daar naar gaat kijken.

Kandidaat-medicijnen
Tijdens de ontwikkeling van een therapie vallen sommige potentiële medicijnen af. Dit kan gebeuren om verschillende redenen, de statistieken laten zien dat de strategische of commerciële overwegingen van de ontwikkelaar de belangrijkste zijn. Het is niet altijd zo dat resultaten van dierproeven 100 procent overeenkomen met hoe het bij mensen zal werken, al is het vaak beter dan 10 procent. Ook worden er al verschillende tests met menselijke cellen in het lab gebruikt bij de ontwikkeling, maar ook daarna vallen er kandidaat-medicijnen af.

3V’s: Vervanging, Vermindering, Verfijning
Het CPTB richt zich op Vervanging van dierproeven. In de  Europese wetgeving staan echter ook twee andere V’s centraal, namelijk die van Vermindering en Verfijning. Deze twee V’s worden beschouwd als de terreinen waar het snelst voortgang kan worden geboekt, dus waarom krijgen die vanuit LNV zo weinig aandacht? Zolang het niet mogelijk is proefdieren volledig te vervangen, is het van belang dat we onderzoeken hoe we de dierproeven die nodig zijn, zo goed mogelijk kunnen uitvoeren met oog voor dierenwelzijn. Dit bekent met minder dieren en met zo min mogelijk ongerief. Investeringen in innovatie op deze gebieden, is nodig om vooruitgang te boeken. De SID benadrukt het belang van innovatie op het gebied van de drie V’s; vermindering, verfijning en vervanging. Verfijning en vermindering vragen om gerichte aandacht en middelen. Essentieel is de stimulans van de Culture of Care binnen instellingen. Dit is een cultuur waarin we samen verantwoordelijk zijn voor de best mogelijke zorg en behandeling van onze proefdieren. Daarmee geven instellingen invulling en uitvoering aan de eigen verantwoordelijkheid voor hun dieren.

Misschien vind je deze artikelen ook interessant: