Opinie: zonder proefdier geen middel tegen COVID-19

  • 11 november 2020
  • leestijd 3 minuten

Anno 2020 is de noodzaak om proefdieronderzoek te doen nog altijd aanwezig. De COVID-19-pandemie en de zoektocht naar een vaccin en medicijn leggen dit nog maar eens bloot.

Naast medische noodzaak is er wetenschappelijke afhankelijkheid van dierstudies. Er is nog geen geïntegreerd model in staat om dierproeven volledig te vervangen, ondanks alle investeringen. Dit benadrukken ruim 80 Nederlandse onderzoekers in het artikel How the COVID-19 pandemic highlights the necessity of animal research, dat verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift Current Biology. Voor het ontwikkelen van een vaccin tegen corona is biomedisch onderzoek vereist. Om risico’s voor de mens te voorkomen moet een nieuw medicijn of vaccin op een proefdier zijn getest, zo schrijft de wet voor.

Mede dankzij dierproeven hebben we succesolle vaccins ontwikkeld tegen polio, mazelen, tuberculose, meningokokken, meningitis en ebola. En nu mogelijk tegen COVID-19. Proefdieronderzoek is onmisbaar voor het verkrijgen van fundamentele kennis over ons lichaam, gedrag en ziekten. Het overgrote deel van onderzoek bij mensen is gebaseerd op inzichten uit proefdieronderzoek. Vaak geeft dat dubbele gevoelens.

Er is begrip voor de noodzaak maar men vindt het ook zielig. En er is een groep die absoluut tegen is. Soms is er sprake van onduidelijkheid. Deze gevoelens zijn latent aanwezig in de samenleving. Nederland wil voorop lopen in proefdiervrije innovatie. Ons land presteert goed in die ontwikkeling, zoals organoïden (gekweekte mini-organen) of orgaan-op-een-chip technologie. Dit zijn waardevolle alternatieven, maar kunnen biomedische vragen slechts deels beantwoorden. Voor fundamentele kennis en het testen is vaak een levend organisme als geheel vereist. Organen functioneren niet geïsoleerd, maar werken samen. Evenmin kunnen we het immuunsysteem en stofwisselingsprocessen in een mini-orgaan nabootsen. Laat staan gedrag en cognitie.

Ten slotte kan een geneesmiddel dat effectief is in een specifiek mini-orgaan nadelige effecten hebben op andere organen. Daarom is een middel niet direct beschikbaar. In 2002 kreeg ons land te maken met de uitbraak van het SARS-virus. Ook toen begonnen wetenschappers direct met de ontwikkeling van een vaccin. In 2004 was dat er. Maar fretten die het kregen, werden er zieker van en bleken niet beschermd tegen SARS.

Het is daarom belangrijk te weten dat een vaccin veilig is voordat het aan mensen wordt gegeven. COVID-19 confronteert publiek én politiek met de essentiële waarde van proefdieren bij de vooruitgang in biomedisch onderzoek. Als wetenschappelijke gemeenschap vinden we het belangrijk om open en transparant te zijn.

Prof. dr. Judith Homberg, afdeling Cognitieve Neurowetenschappen, Donders Institute for Brain, Cognition, and Behaviour, Radboudumc Nijmegen.

Bron: Algemeen Dagblad

Misschien vind je deze artikelen ook interessant: