In de afgelopen weken zijn er een aantal opinieartikelen in de Volkskrant geplaatst door wetenschappers waarin ze het belang van onderzoek benadrukken (O&D, 25 januari en O&D 27 januari). Onderzoek om bijvoorbeeld meer te weten te komen over de oorzaken van ziektes om uiteindelijk nieuwe en betere medicijnen te kunnen ontwikkelen of om de veiligheid van producten vast te stellen. De maatschappij wil behandeling en genezing voor alle ziektes en een veilige leefomgeving.
Onderzoek wordt op veel verschillende plaatsen gedaan van universiteiten en farmaceutische bedrijven tot gespecialiseerde laboratoria. Het onderzoek bestaat uit vele verschillende methoden en de volgende onderzoek categorieën:
- computermodellen (in silico);
- gebruikmaken van bestaande gegevens die lijken te passen op wat je gaat onderzoeken (read across en systematic review);
- onderzoek op basis van cellen (in vitro);
- onderzoek met dieren (in vivo);
- onderzoek met organen/weefsel van dieren (ex vivo).
In de artikelen betogen wetenschappers het belang van dierproeven in het onderzoek. Zij wijzen naar het risico van alleen aandacht voor onderzoek zonder dierproeven en het moeilijker maken van of op korte termijn afschaffen van proefdieronderzoek. Een andere groep wijst ook op de mogelijkheden van proefdiervrijonderzoek die dierproeven overbodig zouden maken. Regeringsadviseurs, Henk Smid en Jeroen Geurts betogen op 31 januari dat discussie over dierproeven is nodig, maar dat de nuance wel behouden moet worden.
Wanneer je goed kijkt naar de inhoud van de verschillende artikelen zie je dat ze eigenlijk allemaal aangeven dat om goed onderzoek te doen en de vooruitgang te behouden in medisch onderzoek het hele scala van typen onderzoek nodig zijn, dus zowel zonder als met proefdieren. In de basis verschillen de onderzoekers dus niet van mening. Ze staan allemaal voor goed onderzoek en zien de waarde van alle typen onderzoek.
Hoe komt het dan toch dat het lijkt of de wetenschappers het niet met elkaar eens zijn? Dat komt door de verschillen in focus van hun onderzoek. Iemand die proefdiervrije methoden ontwikkelt legt de focus op die ontwikkeling en de gevolgen daarvan, bijvoorbeeld minder of geen proefdiergebruik. Terwijl een onderzoeker die met proefdieren werkt, en de beperkingen van proefdiervrije methoden ondervindt, juist de noodzaak van dierproeven benadrukt. Het betekent niet dat de eerste vindt dat er geen dierproeven meer gedaan moeten worden of de tweede onderzoeker dat proefdiervrije methoden niet werken. Er is veel nuance in wat er mogelijk is met de verschillende onderzoeksmethoden in het brede scala aan onderzoeksgebieden. Uitspraken als computermodellen kunnen dierproeven vervangen, moeten dus niet verkeerd geïnterpreteerd worden. Sommige dierproeven in specifieke onderzoeksgebieden kunnen vervangen worden door computermodellen, maar lang niet alle dierproeven kunnen vervangen worden door computermodellen. Algemeenheden passen hier dus niet.